Rietvoorns en mega-rietvoorns
Door: Eddy te Mebel
Eind augustus hoorde ik op het radiojournaal dat de zomer van 2009 de negende zomer op rij is met extreem hoge temperaturen. Op zich niet zo erg, want zwemmen in lekker warm natuurwater is wat de meeste vakantiegangers graag willen. Als roofvisser was ik niet zo blij met de extreem hoge watertemperaturen in het oosten van het land.
Het is dan vele uren maken voor enkele aanbeten en het is verstandiger om de rovers even met rust te laten en een andere visserij te zoeken. Struinend vissen met vlieg- en vlokhengel is iets wat mij altijd al getrokken heeft en met het warme water in de beken en rivieren was deze zomer hiervoor weer een toptijd.
Op zoek met de vlieg- of vlokhengel.
Dichtgegroeide oevers en beken met de vlieg
Sinds enkele jaren maait het waterschap de oevers van vele beken slechts eenmaal per jaar, dus is het even zoeken en speuren naar water dat goed te bevissen is. Soms is het moeilijk om langs de oevers te lopen door het hoge gras en riet. Lukt dat wel, dan zijn de beken zelf soms helemaal dichtgegroeid met waterplanten. Uiteraard zit de vis er wel, maar vissen is dan bijna onmogelijk.
Vissen is bijna onmogelijk.
Toch kan degene die in het bezit is van een auto en niet te beroerd is om van de ene beek naar de andere te rijden, goede stekken vinden. Zeker als je met een polariserende zonnebril een eind langs het water loopt, kan het zo maar zijn dat je plotseling een groepje rietvoorns bij elkaar ziet liggen.
De meeste van mijn rietvoornstekken zijn ondiep en daarom komt de vliegenhengel zeer goed tot zijn recht, hoewel ik eerlijk moet bekennen dat ik de grootste vissen het makkelijkst kan vangen met een vlok brood, maar daarover zo dadelijk meer. Met de vliegenhengel probeer ik het eerst met een droge vlieg om een aantal rietvoorns te vangen. Als de vis dan wat afgeschrikt is probeer ik het even later opnieuw, maar dan met de nimf.
Eerst met de droge vlieg, vervolgens met een nimf.
Het liefst vis ik met mijn aftma 3, een drijvende DT- of WF lijn en dan met een niet al te dunne leader. Minimaal 0,16mm in verband met de vele waterplanten, want vis verspelen door lijnbreuk is iets waar ik een gruwelijke hekel aan heb. In echt dichtbegroeid water is puntje 20 voor mij echt geen uitzondering. Zelfs met een droge vlieg hoef je niet bang te zijn dat ze lijnschuw zijn, want rietvoorns trekken er zich over het algemeen weinig van aan.
Zorg alleen wel voor een vlieg die goed bovenop het water drijft, zodat je niet te snel vuil oppikt (denk bijvoorbeeld aan gepalmerde vliegen). Met de nimf en vlieg zijn er soms flinke aantallen voorns te vangen tot zelfs laat in oktober, afhankelijk natuurlijk of het WEER mee wil werken.
Zodra er in het oosten een aantal nachtvorsten zijn geweest is het meestal over en uit. In gunstige gevallen kun je dan later op de middag nog goed vis vangen als het zonnetje de hele dag op het water heeft staan schijnen.
“Mega-rietvoorns” met de vlok
Zoals ik al schreef is mijn persoonlijke ervaring dat ik de grootste rietvoorns het makkelijkste met de vlok kan vangen. Een lichte vlokhengel is hiervoor niet noodzakelijk, een snoekbaarsstokje of een licht spinhengeltje kan ook goed volstaan voor het vlokvissen.
Prachtige rietvoorn op een lichte spinhengel.
Zelf gebruik ik sterk 0,20mm nylon (voorkeur: Gamakatsu G-line). Het vlokvissen volgens ouderwetse methode is met ongeveer 0,12 of 0,14mm nylon, maar daar moet ik niet meer aan denken, je verspeelt dan veel te veel vis!! De eenvoudige montage bestaat een uit vlokdobbertje met een centraal gat, een klein korrelloodje strak boven de dobber en een klein korrelloodje eronder.
Onderaan de lijn komt enkel een redelijk grote haak die niet zwaar, maar wel sterk is (de foto laat de totale montage duidelijk zien). Tussen de dobber en haak verder ook geen andere loodjes meer plaatsen zodat de vlok zeer langzaam kan zinken. Een langzaam zinkende vlok is tegenwoordig vaak nodig omdat de vissen in het kraakheldere water niet altijd direct een drijvende korst willen pakken. Dit is volgens mij niet omdat ze niet durven, maar meer omdat ze dan lui zijn.
Montage voor de vlok.
Een langzaam zinkende vlok heeft mij al vele grote vissen boven de 40cm opgeleverd en daarom gebruik ik bijna niet anders meer. Aangekomen bij een nieuwe rietvoornstek werp ik eerst een aantal korsten op het water en als het goed is zie ik dan lichtgroene schimmen onder de korsten verschijnen. Als ze niet snel genoeg zijn, dan zijn de meerkoeten en eenden vaak wel sneller. Ook daarom vis ik dan liever met een zinkende vlok.
Als de vissen zich na een half uurtje niet gemeld hebben, stap ik in de auto en zoek een volgende stek op. Zo is het mogelijk om tijdens een visdag wel 5 of 6 verschillende wateren en stekken te bevissen. Als je eenmaal een aanbeet hebt, laat dan de dobber rustig weglopen, geef lijn, tel tot 10 tellen en sla dan aan. De grootste fout, die ik ook nog wel eens maak, is dat je bijna altijd te vroeg aanslaat. Zo heb ik deze zomer 1 grote rietvoorn zelfs 2 keer misgeslagen, de 3de keer was het pas raak.
Een langzaam zinkende vlok heeft al veel grote vissen opgeleverd.
Ik heb altijd een middelmatig groot schepnet bij me, want het kan gebeuren dat karpers of graskarpers ook interesse hebben in een vlok. Ik moet wel toegeven dat er niet meer zoveel rietvoorns te vangen zijn in het oosten vergeleken met een tiental jaren terug. Als ik daar nog aan terugdenk: een zaterdagmiddag op 1 stek: 23 rietvoorns tussen de 30 en 42cm en de volgende dag weer een stuk of 20. Misschien heb ik er toen wel een paar dubbel gevangen, maar dan nog!
Wanneer ik tegenwoordig maar 1 vis boven de 40cm vang, dan is dat voor mij toch echt wel een mega-vis en een geslaagde visdag. Ook meerdere vissen van wat kleiner formaat zijn zeker leuk om te vangen en het is ook nog eens leerzaam. De vlieg- en vlokvisser die er moeite en energie in wil steken, zal ze zeer zeker tegen gaan komen tijdens de warme zomers in de Achterhoek.
Een foto maken is leuk voor later en de vis snel terugzetten is belangrijk voor de toekomst.
Succes ermee en vang ze.