Deense legendes
Door Bert van Gerven
Enkele duizenden witvissers uit Nederland en België trekken elk jaar weer naar Denemarken om daar een vol net te vangen. Omdat we steeds meer vragen krijgen over het vissen in Denemarken, hebben we een afspraak gemaakt met Bert van Gerven. Want juist hij staat met zijn team al jaren aan de top als het gaat om Deense megavangsten. Bert zal in dit en ook de komende nummers van Witvis Totaal laten zien welke ongekende mogelijkheden dit eenvoudig te bereiken Scandinavische landje te bieden heeft. En daarbij heeft deze ervaren topvisser een vracht aan praktische tips voor onze lezers in petto…
“Bert in zijn element”
Het zal een jaar of 13 geleden zijn dat Jan van Schendel mij opbelde en vertelde dat hij een uitnodiging had gekregen om deel te nemen aan een grote viswedstrijd in Denemarken. Deze uitnodiging kwam van de Engelse bookmaker Dennis Salmon, die deze vrije wedstrijd ging organiseren om records te breken en voor zijn meerdaagse festival de naam Dane-Breaks had gekozen. Het toenmalige Browning Team, bestaande uit Jan van Schendel, Tonnie van Lent, Albert van Dieren en ondergetekende besloot vervolgens om aan dit nieuwe evenement mee te gaan doen. Toen we aankwamen aan het Deense viswater, de bekende meren van Skanderborg en Silkeborg op het grote schiereiland Jutland, gingen we eerst maar eens wat verkennen. Gewoon lekker wat vissen om aan het ‘vreemde’ water te wennen. Die eerste visdag vingen we niet zo veel, omdat we het liefst met onze vertrouwde vaste hengel wilden vissen. De tweede dag visten we met de feederhengel en dat leverde meteen al meer vis op. Die tweede dag hadden we voor Nederlandse begrippen eigenlijk al heel goed gevangen, waaronder grote voorn van ongeveer 300 gram per stuk en verschillende brasems van toch wel 700 à 800 gram. Toen ook de Engelse aankwamen, gingen mijn ogen pas open. De Britten gebruikten namelijk totaal ander materiaal dan wij gewend waren. Zware lijnen tot 25/00, dobbers tot 20 gram, hengels zonder top, powergum in plaats van elastiek, gesmede haken die wij alleen kenden voor de karpervisserij en enorme hoeveelheden voer en aas. Een complete cultuurshock; ik wist werkelijk niet wat me overkwam. Tijdens de wedstrijden werd er door ons niet veel met de vaste hengel gevangen; veruit de meeste vis vingen we met de feederhengel. En dan niet zo ‘licht’ als wij hier in Nederland vissen, maar met een lood van 50 gram en voortdurend ballen voer schietend met de katapult. Maar de Engelsen waren ons veruit de baas; enkele Engelse deelnemers wisten meer dan 100 lb vis ter weging aan te bieden. Even ter verduidelijking, 100 lb wil zeggen 45,36 kg!
Meer dan een sectorprijsje zat er voor ons dat eerste jaar niet in. Al met al was het deelnemen aan dit festival echter een hele belevenis en dat smaakte dus naar méér. In 1991 kregen we van Billy Knott, ook een bookmaker en compagnon van Dennis Salmon, te horen dat Dennis zeer ernstig ziek was. Hij werd geopereerd en het leek even beter te gaan, maar helaas is hij enige tijd later toch overleden. Van Billy Knott kregen we echter de mededeling dat hij van plan was door te gaan met de Dane-Breaks festivals, vooral ook ter nagedachtenis van Dennis. Billy nodigde ons uit om deel te nemen aan de in juni, juli en september 2001 te organiseren Dane-Breaks festivals. Dat jaar gingen Tonnie van Lent, Peter van de Ven en ikzelf naar het festival in juli.. Met de vaste hengel werd dat jaar aardig gevangen. Niet vissend met een korte opslag zoals we dat in Nederland gewend waren, maar met een totale snoerlengte als die van de hengel. Het ging ons al een stuk beter af, maar verder dan een 110 lb kwamen we dat festival nog niet In 1993 leerde ik Willy Kip kennen, een kei van een visser uit Oldenzaal. We raakten aan de praat en hij zag Denemarken ook wel zitten. En dus gingen dat jaar Tonnie van Lent, Peter van de Ven, Willy Kip en ik in juli naar Denemarken, dit keer om deel te nemen aan het Bag Up Festival, een maar liefst zeven dagen durend visspektakel.
“Een groot en ruim net is een vereiste”
Zo langzamerhand bleek ik de Deense visserij aardig door te hebben. Ik ving één van de wedstrijddagen 152 lb en dat was goed voor de eerste dagoverwinning. Dat gebeurde naast Steve Orouke en die was in die jaren een topper. Dat gaf me veel zelfvertrouwen. Tonnie van Lent ving de laatste dag van dit festival 181 lb, vissend op ongeveer vier meter uit de kant. Maar ook hij miste te veel beten, net als wij allemaal. Als je met dobbers vist van meer dan 10 gram is ook in Denemarken de vis argwanend. Hoewel er op de meren geen stroom staat en het ter plekke ongeveer twee meter diep is, moet je met een vrij zware dobber vissen om het aas zo snel mogelijk naar de bodem te krijgen. En zo kwam het idee van de floadledering, een systeem waarmee we veel minder beten bleken te missen. Die Engelse term ‘Floatlegering’ klinkt ingewikkeld, maar betekent niet meer dan simpel het zinkvissen met de vaste hengel. Het systeem werkt als volgt: Een bomloodje wordt vrij schuivend op de lijn gemonteerd en 20 cm van de haak tegengehouden door een stoppertje. Een klein matchdobbertje dient voor de beetregistratie. Als je een beetje vertrouwd raakt met dit systeem, dan zijn er zondermeer recordvangsten mee mogelijk en zeer zeker in Denemarken. Uiteindelijk eindigde ik in 1993 op een tweede plaats in het festival, met ruim 400 lb, gevangen met de feeder, matchhengel én vaste hengel. Sinds onze eerste deelname was er dus een duidelijk stijgende lijn in ons presteren, maar in 1994 was het pas goed raak en ontpopten de Nederlanders zich daadwerkelijk als dé schrik voor de Engelsen. Allereerst werd in juni een grote wedstrijd in Viborg gewonnen door Willy Kip. Ik werd daar vijfde en we waren met onze Nederlandse afvaardiging heel blij, want alle Engelse cracks waren aanwezig, met Bob Nudd, Dennis White en Tom Pickering wel als de bekendste. Ondanks hun aanwezigheid ging ongeveer de helft van de prijzentafel mee naar Nederland. In juli dat jaar stond opnieuw een festival op de agenda, waarvoor Peter van de Ven, Cor Kraay en ik hadden ingeschreven. Het was toen prachtig zomerweer en dagelijks liep de temperatuur op tot bijna 30°Celsius. We gingen een paar dagen eerder naar Denemarken om nog uitvoerige testen te doen met voer en materialen. En niet tevergeefs, want de vis was los en de vangsten waren uitzonderlijk goed. Gemiddeld vingen we 50 lb. Per uur! Uiteindelijk werden die week het meer- en tevens Wereldrecord maar liefst drie keer gebroken. Het Wereldrecord stond toen nog op 259 lb, een prachtige dagvangst, die Pete Burrell 13 jaar eerder in Noord Ierland had gescoord. Deze week sneuvelde dat record zelfs twee keer op één dag. Eerst ving Keith Lidgett 262 lb en vervolgens ging Mick Kelly daar met 289lb 13 oz nog eens dunnetjes overheen. Een dag later ving ik echter zelf 322 lb 9 oz en had ik dus het Wereldrecord in handen. Bovendien werd ik festivalwinnaar met 726 lb 9oz, een prestatie waar ik toen best wel trots op was (en nog steeds ben!). Toen ik thuis kwam, kreeg ik ontelbare felicitaties van allerlei personen uit de hengelsportwereld. Gelukwensen uit niet alleen Nederland en België, maar ook uit Frankrijk en Engeland. Tot mijn grote vreugde werd ik uitgenodigd om naar het Holpiere-point in Engeland te komen, waar ik tijdens de prijsuitreiking van het officiële WK van de CIPS officieel werd gehuldigd en diverse prijzen kreeg uitgereikt. Toen we in 1995 te horen kregen dat Tom Pickering in juni het record had verbeterd tot 323 lb -tijdens de Embassy Classic- werd ik daar ook niet vrolijk van. Dat scheelde tenslotte maar één luizige Engels pondje, of te wel één visje van zo’n 250 gram. Aan die Embassy kan overigens alleen worden deelgenomen door hengelaars die zich daar in Engeland voor hadden geplaatst, in een opzet die wat lijkt op de Nederlandse King of Clubs. Een maandje later -in juli 1995- gingen we weer naar Denemarken en toen lag er best wel een zware druk op onze schouders. We wilden immers niets liever dan het record weer naar Nederland halen… Samen met mijn teammaten had ik echter alle vertrouwen in een goede afloop. De eerste officiële wedstrijddag dag ving Klaus Fix al meteen 331 lb 15 oz en dat betekende dus opnieuw een verbetering van het Wereldrecord. Tijdens het festival werden er diverse gewichten van boven de 200 lb gevangen, maar toen de tussenwedstrijd werd verplaatst naar het meer van Viborg, gebeurde wat alle Nederlanders hadden gehoopt, maar diep in hun hart niet voor mogelijk hadden gehouden. Mijn vismaat Albert van Dieren zette de zaken weer recht en verbeterde het Wereldrecord opnieuw. Hij bracht het naar 337 lb en het record was weer in Nederlandse handen. Bob Nudd werd festivalwinnaar met 624 lb, ik eindigde als tweede met 595 lb en John Mulder werd derde met 479 lb. Een kleine domper was dat het record van Albert niet officieel door de Engelse Bond werd erkend, omdat de wedstrijd tussentijds was verplaatst naar het meer in Viborg. Maar in de hele hengelsportwereld gold het toch weldegelijk als een nieuw Wereldrecord.
We waren door dat alles echter extra gemotiveerd toen we in 1996 opnieuw naar de Deense meren vertrokken. Ik had het idee dat vangsten van meer dan 400 lb in vijf uur mogelijk waren. Met deze wetenschap gingen we er tegenaan. In het begin van de week lieten de vangsten een beetje te wensen over. Dit kwam misschien wel door de grote visserijdruk, want er waren dat jaar al vijf festivals gevist. Een van de redenen bovendien, dat ook de plaatselijke bevolking het wel een beetje gezien had. Maar de goden waren me gelukkig gezind; de laatste dag van het festival lootte ik op D44, een wereldstek…
Ik vertelde mijn vismaat Albert: “Dit is de dag van de waarheid. Het wordt nu alles of niets!” Op stek D44 werd elke dag ongeveer 200 lb gevangen. Vanaf de eerste minuut tot de laatste was het ingooien en je had beet. Het was echter de kunst om juist de grotere exemplaren eruit te pikken en daarbij kwam het floadledering systeem weer eens heel goed tot zijn recht. Omdat het op mijn stek slechts 150 cm diep was, viste ik met een bomloodje van 15 gram dat zwaar genoeg was om het aas snel aan de grond te krijgen. Een matchpennetje van 4 BB was voldoende voor een feilloze beetregistratie. Ik was gestart met een vaste hengel van acht meter en ving meteen vis, hoofdzakelijk bliek en brasem van 1 tot 2 lb het stuk. Tegen het einde van de wedstrijd viste ik ook nog een tijdje met een hengel van 4,5 meter, omdat de vis steeds dichter onder de kant kwam azen. Toen de wedstrijd was afgelopen, had ik niet het gevoel dat ik meer dan 400 lb had gevangen. Billy, die op afstand had gezien dat het liep als een trein, had echter weldegelijk de hoop en zelfs het vermoeden dat er opnieuw een verbetering van het Wereldrecord in zat. Hij wist dat Dick Leg, de coach van het Engelse team, in Skanderborg aanwezig was voor finale van de Embassy. Deze wedstrijd zou na de Dane-Breaks worden gevist. Hij belde Dick op en vroeg hem om getuige te zijn van een eerlijke weging. Dit was een zeer slimme zet van de bookmaker, juist ook omdat het Wereldrecord van Albert eerder niet officieel door de Engelsen werd erkend. Het resultaat: in aanwezigheid van o.a. Dick Leg gaf de officiële weegschaal nu 419 lb 8 oz aan. Opnieuw een verbetering van het Wereldrecord dus! Nu was er geen discussie meer mogelijk. Ook Dick Leg feliciteerde me met deze ongelooflijke vangst. Ik was werkelijk dolgelukkig dat het record daarmee officieel weer in Nederlandse handen was gekomen. En nog is! Toen ik de Engelse hengelsportbladen las, was ik zeer vereerd. In de Angling Plus stond de kop: “Dit kan geen toeval meer zijn…” In Witvis Totaal nummer 8 zal ik gaan beschrijven hoe wij deze enorme aantallen vissen gedurende het verloop van één wedstrijddag in het net konden krijgen, met daarin ook ruim aandacht voor de gebruikte technieken en montages. Het volledige verhaal van Bert van Gerven kunt u lezen in Witvis Totaal 7, dat nu te koop ligt in de hengelsportzaak of bij de kiosk. U kunt natuurlijk ook abonnee worden dan weet u zeker dat u niets mist van al die boeiende en leerzame verhalen over het witvissen.